De rit van deze zondag begon al niet onder een gunstig gesternte. Kon ook niet, aangezien de regen in de voorbije nacht met bakken uit de lucht viel en de sterren dan ook niet te zien waren. Op de autoloze zondag is de fiets koning, de voetganger keizer, en de auto een slaafje van de twee, althans zo zou het moeten zijn maar dat geldt alleen voor de grote, deelnemende steden, niet voor de boerenbuiten. Maar daarover straks meer. Nog voor er enig startschot kon worden afgeschoten, vond Joris het nodig ons er attent op te maken dat hij met een platte band stond, wellicht van de tien meter van aan de koffer van zijn auto naar de voorkant van het café. Waarschijnlijk weer de lokale sjampetter die het niet zo heeft op de fietsers, die hier en daar wat punaises had rondgestrooid, nadat hij vorige week onze twee marathonfietsers op den boek had gezwierd omdat ze aan de houtzagerij niet op het fietspad reden. Op zondagnamiddag dan nog wel, tijdens de marathon van 200 kilometer. Misschien dat Agent 327 nu eeuwige roem gaat genieten bovenop de waardering die hij al geniet bij de Meldertenaren.
Net voor het lekincident van Joris waren onze 4 B’kes, zijnde Stefano, Katrien, Yentl en André al aan hun rit begonnen. Katrien was al snode plannen aan het smeden geweest om ergens te stoppen voor een pannenkoek indien het ook maar één druppel zou regenen. Helaas bleef het droog. Eens Joris zijn plat oponthoud hersteld was, nadat was vastgesteld dat de Inex-melk in zijn band nog maar wat vettige boter was geworden en hijzelf wat van zijn melk was, werd dan toch de start voor de rit naar Gooik aangevat. Na weken van aangename temperaturen, blauwe luchten en stralende zon, was het al veel frisser, hingen er dreigende, donkere wolken en blies een strakke wind. Toch was het A-team tien man sterk. Jo had voor de gelegenheid een rit uitgestippeld naar Gooik omdat daar in de namiddag de Gooikse Pijl zou finishen en omdat Meldertenaar Gil Gelders zou meefietsen, en zelfs een hoofdrol zou spelen door deel uit te maken van de vierkoppige kopgroep.
Een rit naar het officieel parcours van een profkoers brengt ook in de eigen gelederen wat spanningen mee. Onbewust wil men zich dan nog wel eens wagen aan spierballengerol en durft de ene de andere al eens verleiden tot een potje “om ’t er eerst boven”. Thuis is het dan wel veel minder, en is het eerder van “ik zie wel wanneer da gij komt slapen”, maar dit geheel terzijde. Aangezien de rit naar Gooik zou gaan, was het dan ook duidelijk dat er hier en daar al eens een hoogtemeterken moest verteerd worden. Van in Affligem was het al prijs en moest de Molenberg, hetgeen voor een prof niet meer dan een puist is, worden beklommen. Het zou dan tot Liedekerke duren eer wij nog wat hoogtemeters voor de wielen kregen. Na onze aankomst bereikte ons echter het nieuws dat de conculega’s van De Vliegende Spaak daar na ons ook waren gepasseerd en van de weg waren gemaaid door een couperende auto met caravan. Een aantal van onze fietsende buren kwam ten val en moest afgevoerd worden met de ziekenwagen, anderen hadden enkel schaafwonden en blikschade. Niettegenstaande we wel eens (al lachende) op de kap zitten van deze snelle mannen, wensen wij hen veel beterschap en een spoedig herstel toe.
Maar nu terug naar de wedervaren van de WTC, eens door Liedekerke mochten wij aan de sporthal van Roosdaal over de start van de Gooikse Pijl fietsen. De aanwezige seingevers wisten niet waar ze het hadden, bij het zien van tien atleten die de allures hadden van profs maar die anderhalf uur te vroeg waren. Het was pas bij het zien van de rugzak van Jelle dat ze doorhadden dat we geen “echte” waren. Eens de Ninovesteenweg over lieten wij even het parcours links liggen en reden wij over een prachtige betonweg met plaveien naar de molen van Kapitein Zeppos, ge zou eerder verwachten dat hij een boot had ipv een windmolen, maar soit. Hier en daar ontstond er toch een gaatje in ons klein peloton en moest er vooraan al eens wat gas terug worden genomen. Het ging vanaf nu dan ook vol op en af tot we een vallei bereikten waar we een mooi betonnen fietspad volgde tussen de bossen. Via een ommetje langs Denderwindeke waar Joris nog eens onheilspellend riep dat hij plat stond, wat middels een korte ademstoot van de mobiele compressor direct verholpen werd. Nog één maal kruisten wij de Edingsesteenweg en kwamen wij weer op het parcours van de Pijl.
Heeft er zich ooit al iemand afgevraagd waarom ze een koers “De Pijl” noemen? De Waalse Pijl, de Brabantse Pijl, De Gooikse Pijl, veel pijlen maar geen indianen, mijn gedacht. Ik kan er geen pijl op trekken, en Chat GPT ook niet precies. Misschien dat deze koersen initieel, vogelpiktornooien waren, of concours op de Staande Wip, daar spreekt men toch ook van pijlen. Wie zal het zeggen? De stichter van de Gooikse Pijl in ieder geval niet want hij is naar het schijnt gestorven nadat hij een pijl in zijn oog kreeg bij het wipschieten. Met zulke dingen ben ik dus allemaal bezig é tijdens het fietsen. Maar het werd wel interessant toen we de laatste drie kilometer op het parcours reden en over de officiële streep mochten rijden. En omdat de Gooikse Pijl over rondes wordt gereden, mochten wij ook nog verder het parcours volgen, Gooikberg op en alles. Hier was Jelle even verblind door zoveel koersheroïek dat hij zichzelf strijdend voor den blommeké waande en zich in een gat wrong dat er geen was. Bijna ondergetekende van de wielen maaiend en verweesd achterlatend deed hij een gooi naar een imaginaire bergprijs. Zijn excuses na een korte bolwassing, de tweede op evenveel weken, streken de plooien toch weer glad. Ikzelf had dan al moeten aanvoelen dat er iets in de lucht hing, maar als het plezant is, moet men zich geen muizenissen in het hoofd halen.
En in de afdaling in Lombeek, gebeurde het onvermijdelijke. Deze lange streep bergaf die we al honderd keer tot aan de voet hadden genomen, stond op het parcours eens anders ingekleurd. Halverwege moesten we blijkbaar naar rechts, een smalle straat in, tegen toch wel een aanzienlijke snelheid. De eerste twee haalden de afslag nog, Joris op de tweede rij ging vol in de remmen om het nog te halen, en ikzelve op de derde rij, haalde het niet meer. Het voorwiel blokkerend tegen het achterwiel van Joris werd ik sierlijk over mijn stuur gekatapulteerd en zoals het een judoka op rust betaamt, rolde ik toch wel enigszins door, hierbij met de helm vol op de macadam kletsend. Even sterretjes, dan een adrenaline-rush : recht springen, vloeken, roepen, tieren, de vélo oppakken die niet meer reed en ongeruste vragen negeren…tot de knappe cafébazin vanop de hoek buiten kwam en vroeg :’Moet ge geen ehbo-kit hebben?”, en antwoorden dat een Orvalleken meer zou helpen, was toch een teken dat mijn schaarse hersencellen niet te hard waren geraakt. In mijn voorwiel daarentegen, zat meer slag dan in een ganse herfstdag neerslag. Met vereende kracht werd de voorrem volledig open gezet, en middels een “wizjelwazjel” wiel werd in een slakkengang Meldertwaarts gefietst. Afgezien van wat zeurderige pijntjes aan de hand, elleboog en heup, was ik er nog goed vanaf gekomen.
Zonder verdere slag of stoot werd dan ook ons lokaal bereikt en werd de val in den après nog eens vlotjes overgedaan, mondeling dan toch. De Orvallekes verdoofden de pijntjes en de deuk in de helm stemde toch wel even tot nadenken, en benadrukte toch nogmaals dat zo een pot op de kop veel miserie kan voorkomen. Helaas gingen de hemelsluizen nog open op de weg naar huis, maar het geluk en besef dat we nog “heel” waren maakten veel goed. Volgende week, de laatste officiële rit van het seizoen, hopelijk zonder slag of stoot!
El Churto