Uitdagingen zijn van alle tijden. Vroeger kwam men al in Kerk en Leven en Het Volk als men te voet ging “béwegen” naar Halle of Scherpenheuvel. Vandaag de dag krijgt ge maar “laaikskes” op de sociale media als ge de Belgische Kust hebt afgelopen, of al koprollend met een vergiet op uwe kop los door de Sahara zijt getrokken ten voordele van de bijna uitgestorven poolvos in Jordanië. Deze week hoorde ik nog op Eurosport dat een Brit rond IJsland had gezwommen, wellicht in tegengestelde richting want hij had er vier maand over gedaan! Zijn tong was zelfs beginnen afbrokkelen van de koude en het zout, maar geen nood, in de oceaan zwemt veel tong, echter geen nomandische tongskes in IJsland want die zwemmen in Bretagne! Het is maar om te zeggen dat de mens tegenwoordig alsmaar extremer moet gaan om nog wat aandacht te krijgen. En ja, deze rage is ook overgewaaid naar het landelijke Meldert!
Geen 24 uren van den tapbiljart, geen 14 dagen schieten op de liggende wip (want dat heeft iedereen thuis al eens geprobeerd), en ook zes maanden een boomhut delen met de vuursalamanders in het Kravaalbos, ontsproten niet als “challenge” aan het brein van twee Meldertenaren, neen het was iets compleet anders. Zij zouden namelijk op zondag de “200 kilometer van Meldert” fietsen. U leest het goed, de 200 kilometer van MELDERT!! Als ge alle straten van Meldert achter mekaar zou kleven, komt ge hoop en al aan 10 kilometer, maar dat zou dan ook weer te saai zijn, twintig keer op en af. Daarom stippelden zij een toerken uit van dik zes kilometer dat zij 30 keer zouden rijden en moesten zij bijgevolg ook 30 keer de Kerkberg op. Hun Sysifusarbeid zou beginnen om 8 uur en eindigen om 17 uur en iedereen die wilde en ook een parkervijs los had, mocht meefietsen, “rezzekes” was ook goed. De Jos die graag vroeg op staat, vond het zijn eervolle taak om te controleren of de rit wel om 8 uur zou vertrekken en stipt om 8 uur stond hij dan ook op de oprit van mede-organisator Pieter. Echter lag Pieter nog in zijn bad zijn beenspieren te laten weken en was Frederik, de andere organisator ook nog even belet. Jos ging deurwaardergewijs dan maar al alleen het parcours eens verkennen. En tegen dat de andere in het zadel sprongen, was de Jos al goed opgewarmd en deed hij de anderen al eens goed koud op hun “sjiek” bijten. Ze moesten zij nie peizen dat het een gezondheidswandelingsken ging worden é. Afzien moesten ze doen!” Dit om de heroïek van het gebeuren toch nog wat kracht bij te zetten.
Om half 9 verzamelden de andere WTC rijders voor Ingrid met de bedoeling twee toertjes met de recordjagers mee te rijden en dan een zelf samengestelde toer te fietsen. Van de B’kes was enkel André aanwezig, de A’kes, met acht, reden even de Guinness Bookracers tegen en sloten dan aan op het moment dat zij ons kruisten. Het was echter al duidelijk dat de Fré betere benen had dan Pieter, of dat Pieter beter kon doseren, want hoewel hun groep slechts uit twee initiatiefnemers bestond, reden zij apart. Het is dan ook beter om 200 kilometer alleen te rijden, wat zegt ge anders tegen mekaar, acht uur aan een stuk? Daarom dan ook dat een eerste deel van ons bij Frederik bleef en een tweede deel de twee toertjes met Pieter meereed. Na twee rondjes, raakten wij al verveeld door de eentonigheid van altijd (twee maal) hetzelfde rondje te rijden en lieten wij onze twee “challengers” hun eigen boontjes doppen. Jo had een parcours uitgestippeld van een dikke zestig kilometer, vertrekkende via de Putstraat en de Lepelstraat en daar werden de klimspieren al voor het eerst eens getest. Vervolgens daalden wij via”’t Stèt van Asse” weer af naar vlakker gelegen gronden en eens in Mollem moesten wij de fiets-o-strade op. Jos, miste echter als koprijder de juiste afslag en voor een tiental minuten waren wij hem kwijt. Een obligate plaspauze die gezien onze prostaatgerechtigde leeftijd altijd iets langer duurt dan bij de jeugdrenners, bracht Jos ook niet terug bij het peloton. Maar net voor wij Alain Remu van de Cel Vermiste Personen moesten bellen, stond hij ons alsnog op te wachten. De hereniging en innige omhelzingen waren een feit.
Niet alleen was Jo zo vriendelijk geweest wat hoogtemeters in de rit te stoppen, ook aan kassei was er geen gebrek. Een geluk dat Geert er niet bij was, of we konden toch naar Remu bellen voor een vermiste ploegmaat. Net voor de kassei van Brussegem naar Meise was er een klein akkefietje tussen de Jelle en Kris DB die door Jelle bijna onder het ruwe asfalt werd gestopt. Kris maakte Jelle middels een quote uit zijn cursus “Leidinggeven aan Antwerpenaren” duidelijk dat hij mocht vallen zo veel hij wilde, als hij maar geen anderen meesleurde, of anders zou hij ambras krijgen. Jelle “verontexcuseerde” zich, draaide tegen dertig per uur, zonder handen fietsend, zijn rugzak om tot buikzak, haalde er een zak notenmix uit en begon aan zijn uitgebreid ontbijt, enkel de yoghurt ontbrak nog. Ge kunt er ne keer mee lachen, maar gelukkig bleef iedereen recht.
Stefano Di Longo had een slechte dag en spande het ene “Stihl-zaagsken” na het andere, moest hij de energie die hij stopte in het zagen, in zijn benen hebben gestopt, hij reed twee per uur rapper. Maar hij haalde uiteindelijk net als de rest wel de eindstreep. Maar eerst moesten we in Wolvertem nog even te biechten gaan, waarna wij van meneer pastoor de penitentie kregen om via de trappen van de kerk, met de vélo op de schouder weer af te dalen naar de begane grond. Ja de Jo houdt niet van half werk als hij eens een ritje in mekaar knutselt, bovendien kan hij dan ook niet verdragen, dat den eersten beste simpelen zomaar een kopbeurt overneemt om hem even uit de wind te zetten. “Zjestepé!” kreeg deze brave, collegiale en hulpvaardige sympathiekeling naar het knappe hoofd geslingerd, waarna hij maar snel positie innam vanachter in het peloton. Ondankbaarheid is des duivels hoofdkussen, of azo iets heb ik eens ergens gelezen…
Na zoveel avonturen, incidenten en historische gebeurtenissen haalden wij toch allemaal Meldert en wachtten wij op de oprit van marathonfietser Pieter tot zij weer zouden voorbij snorren. Echter was Pieter nu vergezeld van zijn schoonvader en was er van Frederik geen spoor te bekennen, wat ons deed vermoeden dat zij nog altijd apart reden. Jelle was net op dat moment een plasje gaan maken en miste bijgevolg onze herstart. Nog twee rondjes staken wij Pieter een hart onder de riem, of omgekeerd, en draaiden wij dan bij de passage aan Ingrid’s place, gezwind het terras op. Jos en Peter vervolledigden nog een rondje en sloten dan ook aan tussen pot en pint. Ons lang verloren gewaand koppel, Bill en Els brachten ons ook nog een bezoekje na een volledig seizoen van stunt-en vliegwerk op zolder en beloofden plechtig om mee te gaan op kroegentocht binnen drie weken, of althans toch bij te leggen bij de pot. Zo gingen de discussies verder over het Oudejaarsmenu in Café Coureur, over hoornaars die er geen “horen naar” hadden en andere faits-divers waar cultureel onderlegde mensen zoal over praten op het terras van een cultureel centrum.
Ter afronding wensen wij Frederik en Pieter toch nog eens te proficiatteren met hun exploot die uiteindelijk slaagde en zij toch de kaap van de 200 kilometer rondden. Zij zullen dan ook in de volgende editie op de voorpagina van het Parochieblad geëerd worden, maar eerst moet De Persgroep nog een vijandige overname doen van dit kerkelijk magazine. Volgende week is het autoloze zondag en omdat wij al iedere week fietsen, gaan wij dan met ons voituren een toerken doen, tegendraads als we zijn!
Tot volgende week.
El Churto