Niettegenstaande de zomer al vrij ver gevorderd is en al de eerste ouderdomsrimpels opduiken rond de ogen van het warmste seizoen, zijn er toch nog enkele WTC-zonen en dochters die genieten van al dan niet welverdiende afwezigheid. Aangezien wij een club zijn die zijn leden niets van druk oplegt qua aanwezigheid, conditioneel niveau en materiaalkeuze werd het dan ook niet als meer dan normaal beschouwd dat we slechts met 11 getrouwen aan de start stonden. Dat was er trouwens maar twee minder dan vorige vrijdag.
U vraagt zich wellicht af :”Hoe, werd er dan op vrijdag ook al gefietst?”. Het antwoord is in dit geval dan ook meer dan volmondig JA! Met een wtc-delegatie van 9 man werd er namelijk in enen trok naar de twee andere Melderts die Vlaanderen rijk is, gefietst, en uiteraard ook weer terug. Vrijdag werd er uitzonderlijk om half acht gestart gezien de lengte van de rit die met de 186 kilometer zou flirten. Het venijn zou hem deze keer niet in de staart zitten maar eerder in de kop. De 1200 hoogtemeters die op het menu stonden, werden dan ook vooral in het eerste deel van de rit geserveerd. Gelukkig waren twee echte Meldertenaren bereid ons logistiek bij te staan en zouden ons op een 5-tal punten voorzien van de broodnodige suikers, eiwitten en vooral water, veel water. De temperaturen liepen in de namiddag dan ook op tot boven de 30 graden.
Maar eerst moesten we Brussel doorkruisen waar al gauw bleek dat Brussel op meer dan zeven heuvels gebouwd was. Een potdove onverlaat die het klingelen van onze bellen negeerde als een grazende koe het verkeer, wierp zich met ware doodsverachting voor onze wielen, tolde een paar keer rond zijn as maar kwam gelukkig niet ten val. Na de schrik van zijn leven te hebben beleefd, spoedde deze kranige grijsaard zich alras naar de Lapère achter twee hoorapparaten. En ’t mochten goei zijn! Nog een paar keer kwamen wij er met de schrik van af maar haalden wij toch de andere Brusselse rand zonder kleer-of spierscheuren. De eerste stop lag zowaar in Moorsel, niet in het naburig buurdorp van ons eigenste Meldert, maar het Moorsel nabij Tervuren.
En na een tweede korte pauze in Meldert bij Hoegaarden verloren we Geert voor een tweede keer uit het oog en voor de zoveelste keer, raakte hij het spoor bijster en waren wij hem letterlijk “vaneir” kwijt. Maar gelukkig konden wij al gauw onze verloren zoon tegen de bezwete boezem drukken en waren wij klaar voor de tocht naar het volgende Meldert, bij Lummen. Daar konden wij in het café in de schaduw van de kerk onze boterhammekes nuttigen, weliswaar iets later dan voorzien want nu waren Freddy en Etienne even het spoor bijster en stonden zij al aan de volgende stopplaats. Maar dat liet de Scalle niet aan zijn hart komen en middels drie pilskes dronk hij zich wat goeie moed in. Vermoedelijk had hij uit het oog verloren dat we nog dik 80 kilometer in de verzengende hitte huiswaarts moesten. Op 50 kilometer van de eindstreep, net voor KRampenhout, kreeg hij dan ook krampen tot achter de oren, zonk hem de moed en het pilsbier in zijn schoenen. Middels de nodige peptalk, een zakje magnesium en “ne coca” kwam hij er weer wat door en haalde hij alsnog de eindstreep van dit snikhete avontuur.
Dit alles om te zeggen dat er toch wel twee van de vrijdagritdeelnemers, Peter en Dries, ontbraken op deze zondagrit. Hadden zij wat recuperatieproblemen of moesten zij de Walburgakerk in het midden houden en wat goei punten scoren bij moeder de vrouw, wie zal het zeggen. In ieder geval werden zij vervangen door, Yentl, André, Glenn en Jelle, die vrijdag kampeerweekend had in de exotische Achterstraat. Wie van avontuurlijk reizen houdt, begint het best met een bescheiden oefenronde in eigen heimat. André bleek de Dodentocht van vorige week goed te hebben verteerd en ruilde zijn wandelschoenen in voor zijn koersschoenen. Glenn was ondertussen al meerder weken afwezig geweest, doch maakte bij de B-ploeg zonder enig probleem zijn rentree.
De B-ploeg zou tot net voor Zottegem rijden, de A’kes zouden het mooie, authentieke Dikkele aandoen. Het blijft trouwens één van de mooiste dorpjes van Vlaanderen, waar de tijd stil lijkt te hebben gestaan. Geen druk doorgaand verkeer, maar kasseien waar op zondag old-timers en een sporadische tractor over dokkert. Helaas was café Casino nog niet open of we hadden zeker onze dorst gelaafd in dit historisch café, waar men bij binnenkomst met de teletijdmachine van Professor Barabas wordt teruggeflitst naar begin van de twintigste eeuw.
Voor ik het vergeet : we waren onze Jos van in begin van de rit kwijtgeraakt. Bij de start bleek hij een blaas op zijn achterband te hebben waarvan mocht verwacht worden dat ze de rit niet zou overleven. Jos besliste dan maar om huiswaarts te keren. Wat wij niet wisten, was dat Jos rap een nieuwe band had gestoken, opnieuw op zijn ros was gesprongen en de achtervolging had ingezet. Wanneer wij onze eerste consumptie aan het nuttigen waren op het terras van Ingrid hoorden wij het geratel van nog een koersfiets die het “gangsken” kwam ingereden, terwijl iedereen er al was. Maar dat was buiten de Jos gerekend, die meer dood dan levend het terras opreed. Als men spreekt van het snot uit de neus gereden, dan was Jos letterlijk de levend geworden metafoor, want lange snottebellen bengelden aan zijn neus en het enige wat er uit kwam was :” Twieje Gino’s”, die hij eerst 5 minuten onaangeroerd liet omdat hij zelfs de kracht niet meer had om één der twee Duvelglazen aan zijn mond te zetten. Dat wij de rit afmaalden met een goeie 26 gemiddelde verbleekte in het niets tegen Jos zijn 31 gemiddelde, hoewel wij niet zo defibrillator-rijp waren als hij aan het einde van onze rit.
Voor afsluiten moet Jelle nog een extra vermelding krijgen, die voor het eerst van zijn korte wielercarrière meer dan 20 kilometer op kop fietste. Tegen het begin van het seizoen is hij ondertussen afgevallen als Kamal Karmach na zijn eerste maagverkleining. Alleen bij de Jelle lijkt het een blijver te zijn, terwijl de Kamal al aan zijne zevenden by-pass toe is. De Scalle bleek ondertussen ook gerecupereerd van zijn vrijdags dipje en zelfs de Geert zijn we deze keer niet kwijtgeraakt. Iedereen lijkt dus in gunstige zin te evolueren, hetgeen meest gevierd worden door een dubbele portie “keizekes en salamikes” uit de frigotas getoverd door zijne Presidentiële hoogluchtigheid. Deze schenking in voedingsnatura werd vooral door Steven gesmaakt aangezien hij honger had als een paard, een groot paard dan toch.
Bij afwezigheid van onze favoriete barmoeder en Dingen, werden wij tijdig besteld door de jonge garde, die onze Orval en chocomelk ijskoud serveerde, waarvoor onze dank. Tot volgende week!
El Churto