Geen zand in de woestijn

Om 08:15 uur zou het stoppen met regenen deze zondagochtend. We zijn ondertussen 21 april en we hebben amper 1 zondag achter de rug waarop we zonder kopzorgen over buien, regen, slagvlagen en een niet aflatende wind konden vertrekken. Ook deze zondag was het weer van dat. Wel fietsen, niet fietsen…ten huize van de wtc-leden werden de weegschalen en balansen bovengehaald en de pro’s en de contra’s werden gewikt en gewogen. Als het pas om 8:15 uur zou stoppen met de ochtendlijke stortbuien, betekende dat een aantal die een iets verdere verplaatsing moesten maken naar het startpunt, al goed doorregend zouden zijn voor de start. Zo werd voor de Moorselse kolonie van de WTC het compromis gesloten dat er zou worden aangepikt op het parcours dat geheel toevallig voor de drie Moorselse leden hun deur passeerde.

Voor André, die iedere week uit het verder Kobbegem moet komen en Kris L. vanuit Essene zou het kiezen of delen worden, vertrekken in de regen of niet fietsen. Maar deze keiharde Flandriens laten zich door een plensbuitje niet uit het lood slaan en haalden zonder morren de start.


En ja om twintig na 8 droogde een stralende zon de nat beregende straten als een haardroger op volume 8 de extensions van Laura Tisauro. Hoewel, het duurde toch nog een dik uur vooraleer we onze mond eens konden openen zonder dat er vies straatwater en drek in vloog. Vooral de collega’s met hun “ass-savers”, kleine garde-boukes die de eigen reet watervrij houden maar de achterligger onophoudelijk een douche bezorgen, zijn één van de prachtigste uitvindingen in het toeristenpeloton. Maar de waterzon maakte al veel goed. 


Bij gebrek aan andere C’s sloot André bij de rest aan waardoor we toch een dozijn deelnemers haalden, net de helft van vorige week. Met de wind strak op de kop ging het over Wieze, Denderbelle - waar we een zestal jongeren op een éénwieler moesten inhalen - het dorpje Dendermonde en zo naar Grembergen. En eens Grembergen voorbij maakte de staalblauwe lucht weer plaats voor dreigend grijs. Gezien de tegenwind werden de kopposities gelukkig snel omgewisseld zodat bijna iedereen toch zijn haar eens in de plooi kon “föhnen”. Zogge lieten we rechts van ons liggen en via de lokale Moeren, die door de wind verdacht veel leken op de neefjes in de Westhoek ging het naar Waasmunster. In deze rijke gemeente leek de gehele gegoede klasse nog op zijn zomerzij te liggen want we kwamen amper een onverantwoord dure auto tegen. Ja, als je gewend bent bediend te worden, is het meer dan normaal dat de bakker op zondagochtend de croissants met boter gemaakt van Himalaya-runderenmelk aan huis brengt terwijl manlief zijn golfclubs aan het opblinken is voor zijn namiddagje netwerken.


Maar daar konden wij ons niet aan storen want eens Waasmunster voorbij, ontvouwde zich de rust van de Waasmunsterse heide. André had ons ondertussen laten rijden en zou eenzaam en alleen de kleine toer vol maken, dikke chapeau voor zijn karakter trouwens. Op de weg naar het Oud Vliegveld waarbij de macadam in meer stukken gebroken bleek dan een puzzel van 500 stukjes, bleek de middenvoeg onze grootste vijand. Toen de Jos schrok door een diepe put die voor hem opdoemde en hij bruusk naar links uitweek, raakte hij met zijn voorwiel in de middengroef waar in 1952 wellicht nog bitumen had gezeten, begon vervaarlijk te slingeren, leek even stil te hangen tussen vallen en recht blijven, waarna hij zijn bolide toch weer onder controle kreeg en gelukkig recht bleef. Hier haalde hij trouwens zijn hoogste hartslag van de rit, en de rest ook. Had hij tegen de voormalige landingsbaan gesmakt waren er bijna zo goed als zeker nog achterliggers tegen ’t dek gegaan. Daar zouden we schoon gelegen hebben, in the middle of nowhere, waar de laatste vlieger in 1963 was geland. Maar zo ver kwam het gelukkig niet.



Maar nog was onze bijna rampspoed niet voorbij, want amper hersteld van de Jos zijn turntruuk waar zelfs Nina Derwael jaloers zou op geweest zijn, beleefden wij een nieuwe bijna-hartstilstand. Achter een bocht kwam een vervaarlijke, loslopende dobberman, pincher weliswaar, van zeker vijftien centimeters hoog, kamikaze-gewijs recht naar ons minipeloton gestormd. Gelukkig was hij even goed getraind als Lassie in de jaren 70 en wanneer zijn baasje hem terugriep was het alsof een onzichtbare zelfoprollende lijn hem terugsnokte recht in de armen van zijne patron. Ook daar kwamen we weer goed weg, en zo ook de kleine zwarte kuitenbijter. 



Ondertussen hadden wij Sinaai bereikt, maar in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, was er van een kurkdroge, warme woestijn geen spoor. Wind wel, maar zeker geen zandstorm zoals wel te verwachten was gezien de 4 à 5 Beaufort. Maar nu lachte het geluk ons toe, en mochten we rechts afslaan zodat we de wind toch al opzij hadden. Maar dat was te vroeg gejuicht, want de Cadzandstraat betekende drie kilometer kassei, weliswaar met een betonnen boordje ernaast, speciaal voor fietsers die hun prostaat wat willen sparen. Maar door het prachtige lenteweer van de voorbije weken was het boordje op menig plaats overspoeld door bosmodder en humus en was het daar nog beter op de kasseien dan ernaast. De Geert, die altijd de remmen toeknijpt als hij kasseien ziet, begon op slag te verachteren dat het geen naam had. Dat hij vertraagt op kasseien heeft de volgende reden : hij zegt dan altijd dat hij niet op kasseien kan rijden zodat wij zouden denken dat hij eigenlijk is gebouwd als een gevleugeld klimmer die inderdaad van de ene kassei naar de andere botst. Klimmer is hij nog wel, maar de vleugels zijn al een aantal jaar een beetje gekortwiekt om het plastisch uit te drukken.

Halverwege de Cadzandstraat zat er even een korte asfaltstrook in ter verpozing maar echter van heel korte duur en opnieuw kregen wij kassei voor de wielen. Goed dooreen geschud ging de verharding plots ook nog eens over in modderige gravel. Althans, gravel geweest. Het hoeft geen betoog dat de parcoursbouwer van dienst de volle laag kreeg, van zo een groepje intimi van “den berremiejster” die altijd mee huilen met de wolven in het bos. En aan bos geen gebrek in Waasmunster! Dus er werd daar nogal wat afgehuild. Eens door het centrum van Waasmunster dat we moesten aansnijden omdat de ring onderbroken was, zat de wind stilaan vol in de rug, en kruisten wij al snel opnieuw  het bord van Grembergen waar wij even op het parcours van de Corsa Campagnolo, de vroegere Bianchiritten, zaten. Gelukkig was het niet te druk op het parcours want  net daarom rijden wij met de WTC deze ritten niet meer. Veiligheid boven alles.

In Baasrode-Vlassenbroek mochten wij met de wind in de rug richting Lebbeke vliegen. De Jos nam dat iets te letterlijk, en nu hij weer wat farser was geworden dan net na zijn bijna-val, trok hij de snelheid gestaag op zodat ons peloton in twee brak. Nog een geluk dat het zijn kader niet was geweest daar op die slechten beton. Had hij daar tussen die voeg gevallen, we waren hem uren later nog aan het zoeken geweest, zo diep was het. Maar nu had hij zijn tweede adem gevonden en op de brug haalde hij zelfs snelheden van boven de veertig naar het schijnt, daar hadden wij echter al lang afgehaakt en we hebben het dan ook maar van horen zeggen. Maar aan den Aldi in Lebbeke liep alles weer samen en via de Schuurkenstraat, de Rampelberg en de Europastraat, arriveerden wij zonder kleerscheuren bij Ingrid. 

Bill, die had gepast voor de rit, had ondertussen voor de catering gezorgd en had daar al wat gefrituurde hapjes door het vet gehaald. Geert mixte zijn chocomelk vervolgens met een kippet en tartaar waarna hij er nog vlotjes een Orvalleken over goot. Hij heeft blijkbaar meer last van zijn luchtwegen dan van zijn maag. Tijdens het bekijken van de Ronde van Turkije op Eurosport, vernamen wij dat Melderts trots, Gil Gelders deel uitmaakte van de kopgroep in Luik-Bastenaken-Luik. Dat doet ons wielerhart toch wat sneller slaan dat een jonge snaak van eigen bodem stilaan hoge ogen begint te gooien in het Pro-tour peloton. Om de latere winnaar Pogacar het vuur aan de schenen te leggen, zal de Gil nog veel witte boterhammekes moeten eten. Maar de aanhouder wint, zei Eddy Snelders, en hij plaatste nog een camera’ken in den douche! Snel sloegen wij onze Orval en Rodenbach achterover en spoedden ons bij moeder de vrouw waar Karl en José reeds de uitzending gestart waren. Koers, zetelken, sazieken, koffieken en pattéken, wat moet een leeggereden wielertoerist meer hebben na de rit.

Tot volgende week!

El Churto