Het einde van een tijdperk

Ik heb het even voor u opgezocht welke gevolgen een wind met een kracht van 6 Beaufort heeft : dikke takken gaan bewegen, paraplu’s waaien kapot en hoeden en petten waaien af. Dat valt dus nog redelijk goed mee é om in te fietsen, zolang ge vanonder de takken blijft, uwe paraplu dicht laat en uwen koershoed thuis laat. Dat was dan ook te zien aan de opkomst deze zondagmorgen, veertien man en één vrouw sterk, stond de WTC aan de start. Een aantal coryfeeën waren verontexcuseerd met een al dan niet officieel attest of doktoorsbriefken. De President stuurde zijn zak met suikerwafels, en de Scalle, voormalig clubkampioen laat het dit seizoen ook al eens afweten! Er zijn geen zekerheden meer dit seizoen. 


De C’kes waren deze keer goed vertegenwoordigd met André als certitude, Els als enige dame, Bill als haar trouwe chaperon, Toffe Joris en schoonzoon Pieter als zijne schildknaap. Vijftien min vijf, betekent nog tien A&B’s die ook de kopwind gingen trotseren, den enen al wat meer gemotiveerd als den anderen. Jimmy maakte ook nog eens zijn opwachting na een wel heel lange winterslaap in het zonnige Spanje. En zoals we het van Jimmy gewend zijn, zette hij zich onmiddellijk op de kop samen met een misschien ietwat overmoedige Jo. Maar als burgemeester dient ge uw verantwoordelijkheid te pakken, zeker zo kort bij de lokale verkiezingen. Eens hij zijn kiesarrondissement echter uit was schoof hij dan ook al heel wat dieper terug in de groep. 


De volgende moedige vrijwilliger betrof Jos en bijgevolg kregen we bijna het retro-strip duo aan kop : Sjo(r)s en Sjimmy. Jos werd al gauw van zijn plaats gedrongen door Kris DB, ook al niet vies van wat kopwerk. Er werd trouwens niet gemopperd in de groep, iedereen was maar wat content dat nu Jimmy en Kris hun verantwoordelijkheid opnamen. In de mail binnen de groep die de rit aankondigde, stond vermeld dat we heel wat ongekende bezienswaardigheden zouden passeren. En net voor Anderlecht was het al zover, een houten astmolen  vlakbij de Brusselse rand! Als dat geen onbekend en onontgonnen stukje cultureel erfgoed is. Naar het Atomium gaan ze met busladingen om zich te weerspiegelen in de dikke bollen, maar tien kilometer verder, bij de volledig gerestaureerde molen stond er zelfs geen blinde Japanse toerist die zich mispakt had van afrit! Via restaurant den Appelboom, Den Appel Thai en de helaas definitief gesloten Notelaar, doken we naar Pede waar we aan de vijver even de machtige derrière van een amazone … haar paard mochten bewonderen.


Vooraleer we door de vroege, zondagse drukte van Brussel moesten, hielden we even halt aan een prachtige muurschildering van Locatelli die de Maestro oftewel Stromae afbeeldt. De graffiti-artiest Locatelli heeft trouwens ook een paar muurschilderingen gemaakt aan de carnavalshallen van Aalst, dit geheel terzijde en ten behoeve van de cultuursponzen onder de lezers. Slingerend door de volkse wijken van Anderlecht bereikten wij het kanaal, het enige vlakke stuk in het parcours, ware het niet dat hier de wind vol op de kop stond. Maar nog hadden Jimmy en Kris niet genoeg van het beukwerk. Plichtbewust bleven zij de veel te strakke wind in twee splijten zodat de rest achter hen redelijk comfortabel zat. Het wegdek van het jaagpad tussen Anderlecht en Ruisbroek is echter van dien aard dat het amper geschikt is voor koersfietsen. Zandophopingen, putten, gravel, slechte kassei, alles hebben ze daar gebruikt om het de fietser zo onaangenaam mogelijk te maken. Gelukkig werden we even verstrooid door de roeiers op het kanaal, te water gegaan aan de Anderlechtse Regatta Club en ook de zon brak er ondertussen door.



In Ruisbroek mochten we het kanaal kruisen en het jaagpad aan de overkant volgen. Hier is wel geïnvesteerd in een prachtig wegdek en dat wordt duidelijk geapprecieerd, gezien het grote aantal fietsers, lopers en wandelaars op dit deel van het jaagpad. In Lot mochten we het kanaal achter ons laten en doken we via de voetgangerstunnel onder de spoorweg. Eens aan de andere kant leek het wel of we net als Alice door een magische deur waren gestapt en in een ander land waren terecht gekomen, al was het niet Wonderland maar eerder Swaziland of iets anders Afrikaans getint. Maar kort na een stukje fraai gerenoveerd stadsdeel, de Zen Factory, met een fabrieksschouw met daarop een gouden kunstwerk, was het gedaan met het vlakke deel van de rit. Een lange klim leidde ons bovenop de Sanatoriumstraat waar we rechts naar beneden doken via een prachtig slingerende macadamweg, die helaas overging in heel slechte kassei. Zo slecht dat Peter zijn ketting besliste van naast zijn kamwielen te gaan lopen. Maar niettegenstaande het botsen en knotsen in de afdaling, reden we door een prachtig stukje Vlaams-Brabant, geen meter vlak, huizen om U tegen te zeggen, en glooiende groene Zennebeemden. Daar wordt een mens nu vrolijk van, zeker nu we ondertussen de strakke bries in de rug hadden.


Gelukkig maar, want daar lag de Bruine Put op ons te wachten, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is dit een helling en geen afdaling in een put. We beklommen hem trouwens in de atypische richting komende van Alsemberg, en laat dit nu de kortste doch steilste kant zijn. Volgens sommigen hun hypergesoffisticeerde hoogtemeter tot 18 procent, maar dat was toch wel een klein beetje overdreven mijn gedacht. In de afdaling daarop kruisten we volgens sommigen Van Avermaet, al leek het mij eerder de vader van Gregg, Pap Van Avermaet.


Steven kreeg het ondertussen alsmaar moeilijker, zijn nachtelijke ritten en beklimmingen beginnen blijkbaar hun tol te eisen. En toen we al op de fiets-o-strade waren aanbeland, weerklonk er een luide schreeuw uit de achterhoede. Het bleek een vreugdekreet van Steven omdat hij op dat moment vernam dat hij was toegelaten tot “KRamp Waes”. Vanaf dan spoot het melkzuur uit zijn oren en iedere molshoop was genoeg om hem uit de achterhoede weg te kletsen. Nochtans was het zwaarste deel achter de rug en met de voortstuwing door de wind werd het gemiddelde toch nog een beetje naar boven geschroefd. Ondertussen had Kris L. een leegloper gekregen maar besliste hij de rest te laten rijden, zijn band wat bij te pompen en rechtstreeks huiswaarts te keren. 


In de Fosselbaan aan de lichten herenigden wij met de C’s die even waren opgehouden door een lekke band van Bill. Zo bolden wij samen, zonder Steven, die wat later kwam, binnen. De poging van Jimmy om op het terras te gaan zitten, werd in de kiem gesmoord, gezien de nog frisse bries. Dat terraszitten zijn van die Spaanse gewoontes die moeilijk af te leren zijn naar het schijnt. Den bijval op den après-ride was iets magerder dan vorige week : geen gefrituurde hapjes, geen salamikes met truffel, geen kazekes van gemasseerde Wagyukoeienmelk, nope, niks van dat alles, alleen een suikerwafel of een hard frangipanneken. Ja, als de President van huis is, hebben de onderdanen honger. Dat moest gecompenseerd worden met Orval en Rodenbach. Daarom ook dat het volume van het getater zo hoog was, om het geluid van de knorrende magen te overstemmen. Nog meermaals werd het de parcoursbouwer ingewreven dat het een “strontrit” was, zelfs in die mate dat hij wellicht de handdoek, nat van de tranen, in de ring gaat gooien en alle eer aan de anderen zal laten. Hij gaat zich naar het schijnt enkel nog concentreren op zijn literaire carrière.

Tot volgende week!


El Churto