Massemen ’t geweten hadden, we waren thuis gebleven!

 Op zaterdag sloeg de Vlam van Ham genadeloos toe in La Primavera. Milaan-San Remo prijkt nu ook op zijn al rijk gevuld palmares na een prangende millimeter sprint tegen Michael Matthews en, jawel daar is hij weer, Pogacar. Matje Van Der Poel reed zich de brede kas leeg voor zijn ploegmakker, en Philipsen jumpte uiteindelijk met zijn voorwiel enkele milliseconden sneller over de streep dan Matthews. Maar ik haal deze overwinning hier aan, niet omwille van de zege van de Jasper zelf, maar omwille van de bijnaam van dit klassiek monument : “La Primavera” inderdaad. Eigenlijk is het Italiaans voor “het voorjaar”, als de lentezon de knoppen op de takken doet openspringen, de eerste warmte ons al laat verlangen naar lange, onbezorgde fietsritten, eindigend op het terras van Ingrid. Maar het voorjaar in onze Vlaamse heimat durft nogal eens te verschillen van de lente in de Laars van Europa. 

Voor de derde zondag op rij, voorspelden de weervoorspellings algoritmes wederom niet veel soeps. Dat er regen zou vallen was een zekerheid, alleen wanneer en waar lag niet echt vast. Bij het krieken van de dag bleek er wel nog een flauw lentezonnetje doorheen de nachtelijke wolkensluiers te priemen. Dat gaf de burger moed en het beloofde misschien toch nog een goedweer-ritje te worden. Blijkbaar hadden er toch al enkele wtc-collega’s in hun glazen bol gekeken bij het ontbijt en gezien dat thuisblijven misschien wel de beste optie was. Bij de veertien aanwezigen aan de start was de glazen bol wellicht kapot of aangedampt, of hadden ze hem gewoon met het glas aan Ilva meegegeven. Wie er trouwens ook bij was, was Hans VDM, het langst aangesloten levende lid van de WTC. Ah ja, tuurlijk levend, want als overledene kunt ge geen lid meer blijven é, zelfs al zou je uw lidgeld met een doorlopende opdracht blijven betalen. Hans had zich wellicht serieus mistrokken, en vermoedde dat het groepspolaroid zou zijn voor de rit. Gezien het kwakkelweer, werd het poseermoment echter opnieuw verschoven naar een onbepaalde datum met goed weer ergens in een verre toekomst. Daar had den Hans zich dus goed mistrokken, mijn gedacht. Samen met André, Katrien en Els trok hij zich evenwel om klokslag half negen op gang en verlieten zij als eersten de startposities.

Bij de achterblijvers werd er toch wel wat geaarzeld en leken er toch al een paar niet echt meer gerust in de donkere wolken aan de westerse einder. Maar de President schalde met luide stem over Meldert-Dorp dat we weg waren en ja ook de tien nakomelingskes trokken van leer. De sfeer zat er aanvankelijk goed in, nog steeds droog en amper wind die ons iets in de weg legde. We waren nog niet aan quizsponsor Nuelant en we haalden de C’kes al in. Trouwens over quizzen gesproken : de avond voordien werd de lokale scoutsquiz middels een tienkoppige aanwezigheid van de WTC opgeluisterd. Nog een geluk dat wij daar aanwezig waren om deze vragenavond naar een hoger niveau te tillen of het zou daar maar “armoe taroef” geweest zijn. De organiserende scouts moeten eens dringend op quizstage naar de Faluintjes Quiz komen, want hun vertoning vertoonde meer gaten dan de doorsnee Emmentaler. Maar dit alles geheel terzijde. 

Wij dus op weg naar Massemen, via Moorsel, Wieze, waar Bill zijn territorium al eens moest afbakenen, Gijzegem en Schoonaarde. En daar viel er al een eerste kleine druppel op onze edele reukorganen. We waren nog maar aan gehucht Rimeir en een noodstop om de regenjasjes aan te trekken was al een feit. Gezien de frequentie van het vallend hemelwater, werden de regenjasjesaantrekkers nog uitgelachen door de niet-regenjasjesaantrekkers. Want “doorperen” met zo een plastiek, draagbare sauna om uw lijf, houdt in dat er gemarineerd wordt in eigen nat. In gehucht Heiplas leken de non-believers gelijk te krijgen en werd de druppelferquentie zowaar herleid naar nul. Daar zaten we schoon te stinken in onze serre op twee wielen.

Maar een drietal kilometer verder, in de buurt van grillrestaurant The Boondocks (geen sponsor trouwens) begon het “vaneir” te druppelen. En aanvankelijk was het nog plezant, zacht gedruppel, weinig wind. De Scalle die eerst zou afslaan omwille van voetbalachtige verplichtingen, maar nu toch niet moest afslaan ingevolge een laattijdig forfait van de tegenstander van zijn zoon, zou het zich achteraf nog beklagen. Via Bruinbeke en Schellebelle scheerden we de banlieus van Wetteren, doken via de fietstunnel onder de spoorweg en reden richting de Serskampse bossen. En ja hoor, daar gingen de hemelsluizen pas echt open. Waterfonteinen verzadigd van modder, zand, humus (niet dienen van de kikkererwten), kak, “teirlingen”, want die worden mee omhoog gekatapulteerd, waren nog eens ons deel. Op rechts tussen de eiken lag het nog gesloten Sparrenhof (ook geen sponsor maar ze mogen altijd bellen), maar een dampende tas koffie of chocomelk zat er bijgevolg niet in. Ondertussen begon het tussen de tanden al wat te “kranzjelen”, liep het water al van de rug, tussen de bilspleet gestaag naar ons mannelijk materiaal. En ook van de benen liep het al lekker in de schoenovertrekken zo in de schoenen naar de tenen die wellicht al begonnen te rimpelen van zo lang, in zo veel vocht. 

Bijna in Massemen werd er dan ook nog even met het noodlot geflirt. Kris L tikte in een moment van onoplettendheid met het voorwiel links het achterwiel van Kris DB aan. Kris L raakte wel onmiddellijk los uit deze ongewilde vriendschapskus, zwenkte hierdoor naar rechts, van de smalle rijbaan af maar kon nog net corrigeren vooraleer hij onzacht in aanraking zou komen met de houten paardenafsluiting. Dat was efkes nipt! Deze toch spannende seconden, deed ons dan maar besluiten om het wat zachter aan te doen en niet te veel risico te nemen. Toen we echter in Massemen de Gentse Steenweg moesten oversteken bleken er aan de overkant wegeniswerken aan de gang, want ja bijna lokale verkiezingen. Kris L had op zaterdag de rit al verkend en wist te vertellen dat het verderop aarde, lees modder, zou worden, echter maar heel kort. Toch werd er voor gekozen een omtrekkende beweging van een kilometer of vier extra via Oosterzele te maken. Ja, in dergelijk prachtweer kijkt men niet op een kilometerke meer of minder.

Al gauw zaten we opnieuw op de juiste route en haalden wij zowaar net voor Vlierzele onze C-vrienden in die de korte toer aan het afhaspelen waren. Ook zij hadden te lijden gehad onder het noodweer, en meer dan een verplichte glimlach zat er dan al niet meer in, hoewel zij al hadden geposeerd voor een artistiek verantwoorde elektriciteitskast. De hoogtemeters van de dag lagen nog verscholen in het hinterland van Bambrugge en Erpe-Mere waarna we afdaalden naar de Dendervallei en de keizerlijke stede Aalst links van ons lieten liggen. Via de obligate klim op de Affligemdreef ging het Ingridwaarts. Een aantal doorregende waterkiekens, waaronder ikzelve kozen zwalpeieren voor hun geld en zetten onmiddellijk koers naar la mama aan de leuvense stoof. Degene die Ingrid nog een eresaluut brachten waren dan ook op één hand te tellen en verkozen een infuus van alcohol boven een warm bad. Karaktermensen! 

Hopelijk komt er volgende week een einde aan de waterellende en rijden we misschien echt La Primavera in! Tot dan.

 

El Churto