De reiswoede laat zich op zondagochtend serieus voelen in de gelederen van de WTC. Na het historische dieptepunt van vorige week, met slechts negen opgedaagden, mochten er nu toch al vier “bollekes” meer worden gekleurd. Dat ondergetekende zelf een acute aanval van een 50-jarigen-depressie diende te verwerken, gaf mij maar een flauw excuus om niet aanwezig te zijn. Naar verluidt zouden er dit weekend echter leden in Griekenland, de Provence, de Alpen, New-York, én zelfs in Egypte gespot zijn. Diegene die een ritje op stinkende kamelen door het mulle, hete zand prefereerde boven een amicale rit onder zogezegde vrienden zou dan ook nog eens de President himself geweest zijn. Ja, als zelfs de gezagvoerders onzer Meldertse trots onveilige oorden verkiezen boven de heimat, dan kan men moeilijk de reisdrang van het voetvolk beginnen laken.
Maar de dertien trouwe aanwezigen zouden van een ritje kunnen genieten om duimen en vingers bij af te likken, hetgeen Jo na de rit demonstreerde door zowel zijn afgelikte duimen als vingers in het potteken met kaasblokjes te doppen, dit op zoek naar het diep verborgen zakje selderijzout. Maar over de après-rit straks meer.
André en Wendy vormden het moedige C-duo en zouden aan den lijve ondervinden dat de parcoursbouwer er ook op de korte lus heel wat hoogtemeters had in verwerkt. Het resterende elftal, zoveel als de veldbezetting bij de pseudosport voetbal, trotseerden de ochtendlijke koude en zetten aan richting Onkerzele. Jo had voor de rit nog rap eens zijn pollekes in een pot zeehondenvet gestoken want meneer vond het weer niet nodig om bij twee graden handschoenen te dragen. Kris DB die op zaterdag nog rap-rap met de fiets van Velm in Haspengouw naar Meldert was afgekomen, zette zich nog maar eens op kop samen met Jo. Deze laatste was zowaar miraculeus verrezen want toen wij op zaterdag de rit verkenden was hij met geen stok vooruit te krijgen. Moest hij een nieuweling zijn, zou je het hem kunnen vergeven dat hij een bergrit aanving zonder iets van eten in de twintig uren ervoor. Tja, als magerzucht het haalt boven gezond koersverstand is de weg naar de eetkliniek zeer kort. Maar na een uitgebreid avondmaal overgoten met Geuzes allerhande en een ontbijt van vegan havermoutvlokken geweekt in gefilterd kraantjeswater zette hij zich op zondag zowaar op kop. De eerste bussen van mirakelminnende bedevaarders naar Meldert werden reeds gespot!
Wie er trouwens deze ochtend ook weer bij was, was ons allerbeste vriend Joris, die onderweg zoveel adem op overschot had dat hij een feilloze analyse kon maken tussen fietsmerken Colnago en Pinarello. Dat hij overliep van de “jaloezeriederij” liet hem besluiten dat een Pinarello voor jeanetten was. De oerconservatieve en vermoedelijk zeer extreem-rechtsstemmende Joris had dan blijkbaar ook nog nooit gehoord over LGBTQ+RSTUVWXYZ. Dat komt ervan als ge maar alle maanschijnen eens buiten komt.
Maar ik had het dus aanvankelijk over het parcours dat ons naar Onkerzele, en gelukkig ook terug zou brengen. In Sint-Katarina-Lombeek had de schepen van Openbare Werken blijkbaar beslist dat alle wegenwerken tegelijkertijd moesten worden uitgevoerd. Gelukkig hadden we op onze verkenning op zaterdag toch nog een min of meer intacte sluipweg gevonden die ons naar de andere kant leidde. We zouden daar anders schoon vast gezeten hebben. Eens de Ninoofsesteenweg over, begon het echte klimwerk. Zo klommen we naar het prachtige panorama boven Berchembos. Vanop de heuvelkam konden we tussen de bloeiende bloesems zowaar de kustlijn zien, of was het eerder de Denderlijn. In ieder geval werden we ter plaatse aangemoedigd door drie prachtexemplaren van de psychotrope stoffen gebruikende jeugd. Deze drie party-ravers hadden zich duidelijk te goed gedaan aan wat geestesveruimende stoffen en waren niet alleen letterlijk “high” op deze heuveltop. Hadden we niet zo snel gereden was er waarschijnlijk een groepsknuffel uit voortgevloeid. Maar een wtc’er stopt onderweg maar bij twee dingen : bij een val, een lekke band of om zijn gevoeg te doen. Lap dat zijn er drie, ik zal dan toch te diep ingeademd hebben boven op Berchembos.
Vervolgens doken wij de vallei terug in waarna wij in Meerbeke de Halsebaan kruisten waarna wij een prachtig aangelegd fietspad mochten volgen. Vervolgens ging het weer op en neer richting Geraardsbergen en meer bepaald Atembeke, waar ooit een getalenteerd coureur tegen zijn minder getalenteerde broer, doch met spraakgebrek, zei :” Atem beke!”. De minder getalenteerde broer had namelijk serieus op zijn adem getrapt bij het beklimmen van de Bosberg. Zo heeft iedere Vlaamse plaatsnaam wel een historische oorsprong, en van wat cultuur en geschiedenis zijn we bij de WTC al lang niet vies meer.
Jo had daar nog een prachtig, onbekend lusje in de rit gestopt zodat we Onkerzele vanop de linker kant zouden aanvallen. Daar gaf Alexander er een zodanige lap op, dat al de rest er versteend als zoutzuilen achterbleef. Hij trapte zodanig hoge wattages dat de straatverlichting spontaan in gang schoot en het water van de jacuzzi van Rudy Pevenage die op de top woont in Rudy’s Lounge, onmiddellijk begon te koken. Jan Ulrich, toevallig op bezoek, prees zich gelukkig dat deze voorbijflitsende reus niet koerste toen hij nog strijd leverde met ene Armstrong. Na de Australische Vliegende Dokters heeft ook Meldert nu ook zijn Vliegende Dokter.
Toen we allen bekomen waren van zo een machtsontplooiing doken wij weer naar de Dendervallei om via Schendelbeke en Smeerebbe-Vloerzegem richting Steenhuize-Wijnhuize en Sint Antelinks te vliegen. En op de lokale Poggio deed Alexander zijn voorafgaandelijke effort nog eens dunnetjes over. Ook hier demarreerde hij de asfalt van tussen de goten. Sven, “den beir van Welle” boog nederig het hoofd en besefte dat er nog menig stage in Spanje zal nodig zijn om “den beir van Meljert” te kloppen.
Ondergetekende had ondertussen alle jus uit de benen voelen weglopen en moest harken om aan te klampen. De ene dag is blijkbaar de andere niet. Gelukkig wachtte op het zonovergoten terras de heerlijk frisse Rodenbach en Orval. Hoewel, heerlijk fris… Toen Dingen het leeggoed afruimde, graaide hij een flesje van de Scalle mee waar zeker nog twee centiliter inzat. De Scalle, zo rap als tellen, het flesje uit Dingen zijn handen gegrist en aan de lippen gezet. Ruffin gaf nog mee dat de inhoud al warm was, wat de historische uitspraak ontlokte :”Bier op is op zijn best bij lichaamstemperatuur, bij 37 graden dus.” Onze President, niettegenstaande hij zich ginderachter te goed aan het doen is aan couscous en lamsbout, had toch een pretpakket koizekes en salamikes voor ons voorzien. ’t Is toch ne goeien zenne…
Tot volgende week!
El Churto