Moest er wetenschappelijk onderzoek worden gedaan naar welke website op zondagmorgen tussen zeven en kwart na acht het meest wordt geraadpleegd, zou dit als resultaat ongetwijfeld “www.buienradar.be" zijn. Ook deze zondagochtend was het niet anders. Op het redelijk nostalgisch en antiek aandoende scherm van de buienradar kwam er traag een smalle strook grijze wolken richting onze contreien geschoven. Er zou mogelijks een beetje neerslag vallen rond ons startuur. Iedereen van de WTC was er blijkbaar redelijk gerust in want er werd weer massaal verzameld bij de start. Toen werd er nog gelachen… Toen wel nog. De heldere stem van de President schalde over het dorpsplein dat de A’s mochten vertrekken en wederom bougeerde er geen enkele van onze snelheidsmaniakken. Het begint stilaan traditie te worden, als er samen wordt gereden, trekken ze het peloton aan stukken tot ze alleen overblijven, maar als ze apart mogen rijden, willen ze niet. Rare jongens, die testosteron-bommen.
Maar laten we eerlijk zijn, samen is wel veel gezelliger, ook al rijdt JS uit M bij A mee. Onze C-vrienden trokken zich ook op gang al was het eveneens maar met lange tanden ingevolge de regendruppels die ondertussen begonnen te vallen. Vroeger was er een regel die zei : “als het regent bij de start en er is maximum vijf man, is het een regenrit en krijgt iedereen zijn bolleken op de lijst”. Nu stond er mét regen wel twintig man aan de start, dus daar ging de regenregel, en blijkbaar stond er in de aloude statuten van de club ook niks over sneeuw. Pech dus voor de afwezigen, geen bolleken voor de thuisblijvers.
Gestaag ging de rit aanvankelijk richting Asse en hier en daar viel er al zowaar een nat sneeuwvlokje uit de grijze lucht. Maar dan brak de witte hel pas echt los. Bij een temperatuur van drie graden, vielen er dikke, natte vlokken uit de lucht die iedereen direct verkilden tot op het bot. De gelaatstrekken werden al wat getrokkener en het moreel zakte ondertussen ook stilaan naar het vriespunt. Dat bereikte echt een dieptepunt toen we in Brussegem een auto kruisten waarop wel een dik pak sneeuw lag. Bleek op de onherbergzame hoogtes rond de antenne van Brussegem zowaar een sneeuwtapijt te liggen op de akkers. De vergelijking met “Signal De Botrange” of “Barak De Frituur” waren dan ook niet ver weg.
Blijkbaar waren we ondertussen twee koukleumen kwijt geraakt. Om hen in hun verdere carrière het hoongelach en gespot te besparen zal ik ze niet bij naam noemen. Dat één van de twee kort na de rechtsomkeer in een wasserette in Asse werd gespot en daar zijn handschoenen in een vrouw haar droogkast mocht stoppen, zullen we maar niet figuurlijk opnemen. Uit de exploitatie van de camerabeelden achteraf bleek wel degelijk dat hij zijn doorweekte wanten in madame haar Zanussi mocht stoppen. Dit verhaal doet mij eigenlijk terugflitsen naar de legendes over de vroegere Flandriens, die in sneeuw en hagel de bergen bedwongen en in een herdershut even aanschoven bij madame de herderin waar zij naast haar heet haardvuur een dampende kom zaten uit te lepelen en voor vertrek nog rap wat vuurwater naar binnen kapten. Oké een wasserette in het centrum van Asse straalt niet echt dezelfde romantiek uit als een donkere herdershut maar met wat koersfantasie komt het toch al aardig in de buurt.
“Mijn mtb zomerhandschoenen hebben mij de das omgedaan. Nog nooit zo afgezien als deze morgen. Ware helletocht naar huis. Compleet onderkoeld en vingers zo bevroren dat ik zelfs mijn helm en schoenen niet meer open kreeg. Lig hier met drie vesten onder dubbel donsdeken om van de kou af te geraken. Mijn vingers nu nog altijd precies of ze hebben onder een tram gezeten. Kruip nooit nog op ne velo onder de 20 graden ☹️”
Hoe zwaar de omstandigheden waren, en hoe het de tweede wtc’er die de handdoek in de wielerpiste gooide, verging, kan u lezen in het ingevoegde stukje proza dat hij na de rit naar ondergetekende stuurde. Hieruit blijkt dat een minimum vetpercentage van 12 procent voor een wielertoerist geen overdreven luxe is. Alles eronder kan u wel helpen sneller omhoog te rijden, maar wat zou het als ge in den bergaf van uwe vélo bibbert! Naar het schijnt was onze onfortuinlijke collega in de late namiddag nog zo aan het schudden en beven dat toen zijn vrouw hem een tas hete melk gaf, het terstond goei boter werd! Wij wensen hem desalniettemin veel beterschap en huiselijke warmte toe.
Ondertussen denderden de anderen verder door het witte inferno, de ogen half dichtgeknepen voor de water-en modderfonteinen die de banden van de voorligger opwierpen. Iedere bocht of afslag werden de verkleumde billen wat meer dichtgeknepen want een schuiver bij deze temperaturen zou de lichaamstemperatuur allerminst ten goede komen. Kris en Jimmy bleven aan de kop zitten wat tactisch gezien misschien de beste keuze was, zij hadden namelijk geen last van opspattend water van hun voorganger. Zij werden trouwens geheel terecht na de rit door de President voor hun gedisciplineerde lange kopbeurt geloofd en geroemd. Zij onderhielden dan ook een strak, egaal tempo zonder “snokken” of versnellingen.
Eens ons verste punt, Zemst gerond, vonden de weergoden dat we genoeg hadden geleden en priemde er zowaar een waterzon door de wolken. En wees maar gerust dat het deugd deed. Akkoord, bij een “plasstop” was het in de koersbroeken nog wat zoeken naar het benodigde materiaal, maar geen paniek, ook een grote beer komt na zijn winterslaap uiteindelijk wel uit zijn hol. Op de terugweg kregen we alsmaar meer de zon te zien en begonnen we het zo stilaan nog plezant te vinden ook. Er werd al eens een grapje gemaakt, Bill stopte al eens om een kiekje te maken (een foto é, geen kippetje), en Jo reed ondertussen zelfs zonder handschoenen. Is het machogedrag of heeft hij effectief last van zweethanden zoals iemand anders last heeft van zweetvoeten? Ondertussen begonnen het wegdek en ook onze tweewielige kleinoden op te drogen. Toen pas bleek hoe vuil en smerig alles was geworden.
Dat we onderweg nog bijna van de weg werden gemaaid door een halve zool die in zijn “getjoende” zeepkist het nodig vond onze groep in een bocht in te halen en zich dan moest wegsmijten voor een tegenligger, kon de opdrogende pret niet bederven. Het moet gezegd dat de kou en het nat toch wel meer calorieën vreet dan fietsen onder een zomerzon. Het verlies aan energie zou dan ook ruimschoots moeten worden aangevuld bij aankomst in ons lokaal.
Daar hadden we trouwens nog een verrassing voor ons aller “barmoeder”. Een panoramische foto van de WTC poserend voor het café werd haar door onze CEO overhandigd met de gevleugelde woorden : “Da zal niet misstaan op uwen balkon.” Onze president, uiteraard ook altijd in voor een woordgrapje. De sfeer zat er al snel goed in met alle “koizekes, salamikes, suikerwafels, frangipannekes, en minibrochettes van verdacht allooi”. Tot plots JS uit M bij A, een chemiereus, paardenkenner en nu ook zelfverklaard geschiedkundige en Napoleonist, ons nog een wist-je-datje diets wilde maken. Hij zou ons daar even de “etymologische herkomst” van het woord “kabardoesjken” uit de doeken doen. Ik ga u de deskundige uitleg besparen zodat u niet vroegtijdig in een diepe slaap valt, maar u hebt nu wel een idee hoe hoog het cultureel en intellectueel niveau van menig wtc’er wel reikt. De slogan “ een gezonde geest in een gezond lichaam” werd middels Orvallekes en Affligems dan ook ruimschoots kracht bij gezet.
Kunst is nu in de komende week op het werk voldoende te recupereren voor volgende zondag, want dan zouden we onze “Mini Ronde van Vlaanderen” rijden. De parcoursbouwer van dienst voorziet een “ritje” van 75 kilometer met alle Vlaamse Reuzen die er maar te vinden zijn in de Vlaamse Ardennen. Ongetwijfeld voer voor een nieuw en uitgebreid verslag!
Tot volgende week.
El Churto