Mè moine vlieger…

De titel van huidig verslag strooit wellicht zand in de ogen van de trouwe lezer. U zou aan de hand van het opschrift kunnen denken dat we vandaag opnieuw onze traditionele tocht naar de natte droom van de President, de Vlieger van Kwatrecht, maakten. Fout gedacht zou ik zo denken. Vandaag geen trip naar de statische, gevleugelde zeepkist van Air Burkina Faso of ander Afrikaans land, geparkeerd op een lelijke Vlaamse steenweg. Neen wij zouden op deze gezegende zondag naar echt vliegende vliegers gaan kijken in Steenokkerzeel én Zaventem. Een idee van Jo trouwens, zelf weliswaar niet echt een hoogvlieger te noemen. Niettegenstaande er in de voorbije week veel promotie werd gemaakt rond de rit, doemden er slechts veertien leden op uit de ochtendlijke mistbanken.

zonmeldert.png

Was het de angst voor kerosinedampen, neerstortende vliegers, of de hoogtemeters die moesten overwonnen worden, wie zal het zeggen. Het regende dan ook afzeggingen, althans diegene die zo beleefd waren een al dan niet geloofwaardig excuus over te maken. De ene moest naar een babyborrel, trouwens een schitterend initiatief met een nieuwe coronagolf in het verschiet, de ander moest met zijn privé-fietsclubje een rondje gaan doen, nog anderen moesten dogsitten, en nog andere anderen raakten niet uitgepist.

bos.png

Wie wel terug van de partij waren, waren onze twee jonge gastrijders van vorige week, Lander en Senne. Blijkbaar hadden de interne akkefietjes van vorige week de twee youngsters dan toch niet afgeschrikt. Vanaf de start was het al duidelijk dat parcoursbouwer Jo tal van verrassingen in het parcours had verstopt. Een eerste vloek ontsprong al aan Davy’s mond wanneer wij vanop d’Huizekes in Meldert rechts afsloegen de gravelweg naar Mazenzele toe. Davy zijn nieuwe wielen blijken niet zo goed bestand tegen gravel, kassei, macadam, grind én asfalt. Kortom eigenlijk zijn die wielen enkel geschikt om op de schouw boven de open haard te hangen. Het zou trouwens zijn laatste vloek van de dag niet zijn.

In Mollem lag ons al een lange kasseistrook te wachten. En van de aanblik van deze Vlaamsche stenen, was Lander even van zijn melk en tikte met zijn voorwiel tegen het achterwiel van Wendy, kreeg een zwieper naar links en kwam met zijn voorwiel in de derailleur van Kris DB terecht. Gelukkig bleef onze jonge snaak recht en leed hij geen materiaal-of andere breuk. Op de Steenweg naar Brussegem zwaaide een lieftallige bestuurster bijna haar hand van haar pols toen ze doorhad dat ze twee kilometer achter de WTC had gehangen. Eén en al vriendelijkheid deze Brabantse schone. Een geluk dat ze niet doorhad dat er een West-Vlaming in de groep zat, of haar goede luim zou rap zijn omgeslagen.

In Brussegem vlak na de passage aan de kerk, kwamen we begot André tegen. André is ook een WTC-lid die dit jaar door omstandigheden heeft moeten passen. Hij kruiste ons al wandelend met in ieder hand een looksassis, of iets gelijkaardigs. Volgende hindernis was trouwens de Romeinse Heirbaan in Meise. Waarom deze straat naar de Romeinen is genoemd, god mag het weten, want zelfs deze antieke krijgers meden deze rotkassei als de pest. Maar nee, Jo stuurde Davy hier weer met zijn designerwielen over. Het werd hem dan ook te gortig en hij ging alras Jo even de mantel uitvegen. Gelukkig had hij zijn lidgeld eerder in de week overgeschreven of hij had zich zeker bedacht over een verlengd lidmaatschap.

Toen we de fietsersbrug over de A12 beklommen, bleek Carine plots een aanval van acute tendinitis te krijgen. Een steek in de rechter knie deed haar bijna slagzij maken, maar een simpele steek krijgt Carine niet klein. Gelukkig was het dan ook geen kruiskessteek of siersteek.

peter.png

Ondertussen denderde Jimmy maar voort op de kop van ons mini-peloton. Hij had zich in Meldert op kop gezet en hij zou die positie de volgende tachtig kilometers niet meer afgeven. Nu hij Spaans bloed door de aderen heeft stromen, blijkt hij zeker onvermoeibaar. Zijn schoonbroer Bill - het voorvoegsel “schoon” werd in deze combinatie trouwens door Peter zwaar in twijfel getrokken - deed ook al eens zijn duit in het kopzakje. Door Vilvoorde, dat nog in lockdown moet zijn, want er was om half tien geen kat op straat, ging het naar Steenokkerzeel. Ons het hoofd brekend op de naam van de burgemeester van Vilvoorde waarbij hij Bontinck en Somers werd genoemd, omschreven als ene met ne pletskop, ging het gestaag verder. 

Volgens Jo zijn de kouters omheen het vliegveld in Steenokkerzeel trouwens een waar wandelparadijs, waar het weliswaar al eens wat kerosine kan regenen en er op een warme zomerdag al eens een ijspegel van een vliegervleugel een neusvleugel kan doorboren. 

vlieger.png

Via de vliegtuigspotters tribune waar er in volle corona al zoveel blijkt te spotten als in de Parijsstraat van Meldert, ging het over de fietsostrade F3 naar Zaventem. En stilaan bleken de Brusselse randbewoners uit hun bedstee te komen want het werd alsmaar drukker. In deze dichtbevolkte agglomeraties is het op een weekdag al spelen met lijf en leden maar op zondag bleek het ook al niet echt meer zo veilig. Jimmy, gidste ons bijna feilloos door het drukke verkeer en Bill trachtte hier en daar wat roet in het eten te gooien en nam al eens een afslag te vroeg of te laat, meestal gevolgd door enkele overbodige hoogtemeters. Na de rit bleek dan ook dat hij geen gps, laat staan juiste route, meehad. Eigenlijk nog een geluk dat we in Meldert raakten, en dat we niet in Vichte of andere negorij onze recuperatiedrank moesten nuttigen.

Het drukkere verkeer deed Jo dan ook besluiten dat we de rit volgende keer in omgekeerde richting zouden rijden. Op dat moment was het al elf uur en was het eerste zinnige dat er uit kwam, het zou dan ook het laatste geweest zijn. In Asse was er nog wat verwarring, moesten we nu de Putberg af en de Notstraat op, of moesten we gewoon de steenweg volgen of eerst via de Post. Uiteindelijk werd er toch voor de Steenweg gekozen, de snelste weg naar een schuimende kraag. 

In de Putstraat kruisten wij nog drie ex-leden die onze uitrusting vooral gaan showen in cafés gelegen aan Scheldedijken, maar die ons nog altijd een warm hart toedragen en wij hen ook. Nadat we deze gevoelige snaar bespeeld hadden, vleiden wij ons wederom broederlijk neder op de terrasstoelen van Ingrid. Onmiddellijk werden de fricandon, kaas-en salamiblokjes aangerukt, de Orval, Witkap en Rodenbach ontkurkt. Het is eens wat anders, zo gemoedelijk bij elkaar zitten zonder dat er daar enen zijn gal aan het spuwen is. Ja, het was echt gezellig nu, zo in de nazomer zon.

Volgende week trekken we naar het autoloze Brussel, waar zelfs de minderbedeelden van de Rue d’Aerschot een glimp zullen mogen werpen op onze goddelijke lijven.

buxelloises.png

Tot volgende week!