De trouwe lezers zullen zich na mijn pennenroerselen van vorige week nu wel aan een liederlijk verslag over onze rit naar de Muur verwachten. Ik moet jullie op dat vlak echter teleurstellen. Bij het uitstippelen van de route naar de Muur eerder deze week en na topoverleg tussen de parcoursbouwers onderling, werd er besloten dat de vorige twee ritten door de vele hoogtemeters al vrij zwaar waren. Daarom besloten wij unaniem om de rit naar de Mount Everest van Geraardsbergen een week uit te stellen. Hierdoor heeft iedereen nog een week langer “okkazie” om wat overbodige kilo’s overboord te gooien. Want met de wetten van de zwaartekracht valt niet te spotten. Iedere kilogram “gekapt” die er te veel aanhangt moet mee omhoog worden gesleurd. Jo Foto heeft ondertussen die wet al heel goed begrepen en is zeker al vijftien kilo “gekapt” verloren. Ge moet hem nu eens zien omhoogrijden. Waar hij vorig jaar de parcoursbouwers van dienst nog “rauw en blauw” verweet als er ook maar enige brug of viaduct inzat, gaat hij begot komende week op hoogtestage in de Dardennen! Tja, te veel vermageren op te korte tijd kan al eens op ’t gezond verstand slaan.
Maar, aangezien De Muur dus werd geschrapt en wij ook niet voor een biljartvlakke rit wilden opteren, werd er gespeurd in de ruime omgeving om toch maar een nieuw, onbekend keerpunt te vinden. Het oog viel op het dorpje met de schilderachtige naam : “Gontrode”. Uiteraard heeft de etymologische herkomst van deze naam iets te maken met de middeleeuwse uitbraak van een epidemie van “Rode Gont” in de streek, maar ik zal u de gruwelijke details deze keer besparen. Liever wil ik het met u hebben over de rit van vandaag.
Bij de start om half negen was het duidelijk dat de President deze keer afwezig was. De zestien aanwezigen verkneukelden zich onmiddellijk in de wetenschap dat de Argusogen van onze grote leider eens niet een ganse rit in de rug zouden priemen. Het spreekwoord “als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel” borrelde dan ook al in menig wtc-hoofd op. De anarchie brak nog voor half negen los. Jo, mijn voormalige copain, vond het nodig om en masse een kleine vergissing die ondergetekende op zaterdag maakte, in de vette verf te zetten en ze in het lang en in het breed uit te smeren.
Hoe kon ik nu weten, tijdens het bekijken van de Strade Bianchi op Eurosport- terwijl ik mij ergerde dat er duizenden Italiaanse tifosi stonden te supporteren, gekleed in dikke winterjassen bij veertig graden, zonder mondmasker op - dat ze de koers van vorig jaar aan het uitzenden waren. Dat Van Aert in de uitzending net als vorig jaar derde was na Alaphilippe en Fuglsang, was misschien een miniem toeval, en dat er bij aankomst van de vrouwen een uur voor de mannen geen kat in Sienna stond te supporteren en de vrouwen door de hitte neerzegen over de streep, had misschien ergens een minuscuul belletje moeten doen rinkelen. Fier dat ik was, dat ik op Eurosport naar de twee laatste kilometers in de rechtstreekse uitzending had gekeken, en dat de rest nog moest wachten op de uitgestelde uitzending op Eén. Uiteraard keek ik niet meer naar deze uitzending, ah neen, ik wist immers de uitslag al. Het was ’s avonds pas bij het lezen van de krantentitels, waarin stond dat Van Aert had gezegevierd, dat ik wat wit wegtrok, mijn hartslag met de maximale limiet flirtte en de benen wat slap aanvoelden. Dé rit met dé zege van 2020 gemist door eigen dikke schuld, verdiende eigenlijk wel wat hoongelach voor de start, tijdens de rit en ook erna. Daarom boog ik op zondag dan ook deemoedig het hoofd bij iedere steek, scherts of kwetsende opmerking.
De rit naar Gontrode liep over Aalst, Erpe-Mere, Bambrugge en Zonnegem, waar zowaar geheel toevallig ook de zon door de wolken brak. Dat Kris DB dit dorpje verwarde met de thuishaven van Jommeke zegt uiteraard veel over zijn literaire kennis. Hierna dienden wij in Vlierzele de onwetenden onder ons diets te maken dat de groene heuvel waar wij omheen fietsten eigenlijk het voormalige stort van Vlierzele betrof. De plek werd op slag al iets minder idyllisch. Via prachtige landelijke wegen ging het langs Bavegem over Landskouter naar Gontrode. De wind zat op de kop maar waaide niet onoverkomelijk zwaar. Niemand van ons wilde zich dan ook laten kennen nu Jean De Bondt weer onze gelederen had vervoegd, en dan nog voor de gelegenheid in zijn Bianchi tenue als ode aan de overwinning van Van Aert de dag ervoor. Ook de Jean smeerde mijn schromelijke vergissing er ongewild nog eens diep in. Hij liet zich trouwens ontvallen dat hij op zaterdag ook een ritje van zeventig kilometer was gaan rijden tegen 32 km/u gemiddeld, nadien thuis zijn loopschoenen had aangetrokken en nog eens vijf kilometer was gaan lopen. Ja, als zestiger moet een mens in beweging blijven om er uwe leeftijd blijven uit te zien.
In de lus die we trokken door Gontrode zat een prachtig recent aangelegd betonnen pad tussen weides en landerijen. Hier hadden we het gevoel dat de omgeving er honderd jaar geleden net hetzelfde moet hebben uitgezien. Na het keerpunt in Gontrode lag de kasseistrook van de Proefhoevestraat op onze weg. Met de wind in de rug en lichtjes bergafwaarts ging de snelheid met een ruk omhoog en Jean zijn gps er met een ruk af. Gelukkig bengelde zijn elektronisch kleinood nog met het veiligheidskoordje aan zijn stuur. De gouden Jan Fabre voor de Oris Academy liet van ’t verschieten bijna zijn gouden kruis vallen dat balanceerde op zijn wijsvinger.
Eens de kassei voorbij was het duidelijk dat de hardrijders er zonder het wakend oog van de president genoegen in schepten om de snelheid stilaan op te drijven. Wanneer we met de grens van de 35 km/u flirtten was het duidelijk dat we zo snel mogelijk door het epicentrum van de corona-epidemie - Besmetlede - wilden geraken. Hier kregen onze twee aanwezige dames het echter alsmaar moeilijker en gaf ondergetekende bijgevolg het signaal om in twee groepen te splitsen : de rappe, en de iets minder rappe die nog altijd rap rijden. De rappe, aanvankelijk aangevoerd door jojo-gewicht Joris, gaven er onmiddellijk een snok aan. Jos stuurde vervolgens in zijn bonkige stijl zijn racemachine tegen veertig per uur door een smal betonbaantje, hierbij de houten paaltjes, die gemotoriseerd verkeer moeten tegenhouden, op een haar na scherend. Aan restaurant de Jager misten de eerste zes de afslag rechts, hét signaal voor Kris DB om er een lap op te geven. Dries, geruggesteund door Bill, net terug van hoogtestage, reden het gat dicht net voor Hofstade-centrum. Op de Wiezebrug werd de gas nogmaals vol open gedraaid. Een loopster op leeftijd die ons verderop in het smalle Hannaerden kruiste, draaide haar hoofd walgend weg van ons, alsof wij een wolk coronavirussen meevoerden. Net als wij droeg ook zij geen mondmasker, maar aan haar gezicht kon je afleiden dat zij vond dat wij de superverspreiders waren. Superatleten tot daaraantoe…
In ieder geval bereikten wij, en dan vooral Joris, meer dood dan levend ons hoofdkwartier. Gelukkig voor ons vierde dingen net zijn zeventigste verjaardag en kregen wij ter recuperatie kaas en pralines voorgeschoteld. En slechts acht minuten na de rappe, arriveerden reeds de iets minder rappe, amper zwetend of hijgend. Ook zij konden nog delen van de rijke tafel aan versnaperingen. Pascal moest echter nog een halve suikerwafel verorberen, anders zou hij thuis niet binnen mogen, indien hij niet alles zou hebben opgegeten. Hij had beter zijn wafel “in the beningenie, in the bigingenie, in the biniggening,,,” opgegeten.
Tot volgende week bovenop de Muur!
El Churto