Ooit begon ik in een boek over trainen op grote hoogte en de voordelen dat het zou opleveren voor de conditie. Met die wetenschap in het achterhoofd boekte ik nog voor de coronacrisis een weekje hoogtestage-gezinsvakantie in Oostenrijk. Met de overtuiging dat ik op de zondagrit iedereen het nakijken zou geven op de minste molshoop, stond ik dan ook verwachtingsvol aan de start.
Jo, mijn vervanger wat betreft het samenstellen van ritten tijdens mijn afwezigheid, had ook deze zondag nog een pareltje in elkaar geflanst. Toen hij eerder op de week de rit doormailde naar iedereen, was het duidelijk dat hij een uitgelezen selectie hellingen uit de ruime omgeving aan elkaar had gebreid. De rit zou slechts 72 kilometer lang zijn, maar het aantal hoogtemeters flirtte met de 700, en verder dan Pollare zouden we niet gaan. Gezien de verlofperiode, waarbij menig wtc-lid in zijn staycation België en zijn buurlanden per fiets aan het verkennen was, daagden er slechts dertien getrouwen op. Slechts één vast duo, Guy en Tiffany, was van de partij. Onze andere koppelrijders maakten ofwel Spanje, Nederland of de Belgische kust onveilig.
Normaal gezien trekken wij ons op zondagmorgen officieel in gang wanneer de kerkklok half negen slaat. Kris DB, Jo en ik hadden echter de avond ervoor tussen pot en veel pint beslist dat we eens zouden blijven staan na het luiden van de klok. Kris dacht namelijk dat er zich niemand anders zou op gang trekken en ze allen zouden wachten op één van ons. En zijn voorspelling bleek uit te komen. Niettegenstaande de kerkklok duidelijk haar galm over het stille Meldert stuurde, bleek er niemand te moven. Nog een geluk, want Dirk kon zich zo ook nog bij ons aansluiten. Hij had vermoedelijk iets te lang op zijn “slep” gelegen of hij had al een rondje “affiches wegdragen voor gevorderden” achter de rug. In ieder geval bougeerde er nog steeds niemand. Tot het Dries, die op tijd en stond moest thuis zijn, wat al te gortig werd en hij zich aan het fietsen zette. Samen met Peter zette hij zich op kop voor de… eerste kilometer. Want we waren nog maar aan het Kozakkeshof en tegen de uitgestippelde route en de wil van Jo in, sloegen onze twee voortrekkers rechtsaf. Jo, die uiteraard zijn rit volledig uit het hoofd had geleerd - het heeft hem slechts een maand of drie van zijn tijd gekost - zag zijn kans en stoof weg voor een monsterontsnapping. Aan “den doodnijper” voorbij de abdij echter, zag hij zichzelf al “gelichterd” worden en besefte hij dat zijn poging om voor het jagend peloton uit te blijven, zinloos was. Hij wachtte ons dan maar op, snerend dat het een record moet zijn geweest om na één kilometer al verloren te rijden.
De parcoursbouwer van dienst had ons ook nog een “Joosterse wijsheid” bijgebracht. Over het profiel wist hij te vertellen : ”Als ’t bergop is, is ’t bergop!”. Hiermee bedoelde hij dat het deze keer niet zachtglooiend zou zijn maar eerder vlakke stukken, afgewisseld met echte hellingen. De eerste echte helling wachtte ons dan ook al in Pollare. Eerst kruisten wij de Dender via de smalle, historische voetgangersbrug en van daar af was het een serieus eindje klimmen.
Op dat moment was ik nog in de waan dat mijn voornoemde hoogtestage mij als een gevleugeld klimmer de berg zou op brengen. Viel dat daar echter tegen zeg. Onmiddellijk voelde ik dat de hartslag omhoog werd gestuwd en dat ik al met de limiet flirtte nog voor de klim halfweg was. Het werd me dan ook duidelijk dat ik het boek over trainen op grote hoogte beter volledig had uitgelezen en niet had moeten wegleggen na één hoofdstuk. De passages over het feit dat ge toch beter uwe vélo meeneemt op zo een stage en ook maar beter op het eten let en het alcoholverbruik afzweert, had ik al helemaal niet gelezen. Doen zoals ik, en uw hoogtestage boeken in een all-inclusive hotel, blijkt geen goeie voorbereiding. Dat ge op een week tijd een kilo of twee bijkomt blijkt ook al niet de bedoeling te zijn op een professionele hoogtestage.
Wanneer ik op Nellekesberg slechts als zesde de top bereikte, vond iemand, die ik de dag ervoor nog als vriend beschouwde, het nodig zich luidop af te vragen of er mij iemand al had zien boven komen. Een ander deed er nog een schepje bovenop en riep dat “dikke Kurt” al verderop stond, hierbij uiteraard mij met de vinger wijzend. Op zulke momenten kan er iets in een mens knappen zoals dat heet. Bij mij is dit echter niet het geval, want haantjesgedrag is totaal niet aan mij besteed, noch ben ik rancuneus aangelegd.
Op de volgende helling reed ik mij echter de ziel uit het lijf, om de voormalige vriend, een duwtje in de rug te geven, net voor de top. Opnieuw gebruikte hij een schuttingwoord, dat ik hier niet durf te herhalen, om zijn appreciatie voor dit gebaar te uiten.
Ik moet er de lezers trouwens ook nog attent op maken dat Dirk net voor Teralfene “vals plat“ reed en een kilometer verder echt plat reed. Gelukkig voor hem was Jean “Snelwissel” De Bondt aanwezig en nog voor Dirk bedankt kon zeggen lag zijn band er al op en zaten we alweer in het zadel. De opmerking dat we de verloren tijd dan maar zouden inhalen door wat sneller te rijden, lokte vooral bij Tiffany wat tegenstand uit. Vrouwvriendelijk als we zijn, schikten wij ons dan ook allemaal naar haar wil, hetgeen daarvoor enkel aan Guy was besteed. En als er onderweg toch iemand durfde het tempo de hoogte injagen werd deze onmiddellijk ter orde geroepen. Bij Dries en Peter diende dit meermaals te gebeuren, maar beiden verkeren dan ook in topvorm. Bij Peter iets of wat verdacht te noemen, aangezien hij een maand eerder amper vooruit kwam, waarmee ik hoegenaamd niets wil suggereren.
Op het einde van de rit werd er ter hoogte van de zagerij nog eens een traditioneel bommetje gesmeten en werd er gedemarreerd richting de kerkberg. Jos, een meester in het zichzelf wegcijferen en camoufleren tijdens de rit, stoof op de laatste helling af. Kris DB counterde hem, waarna Jos nog net brons pakte en ondergetekende het zilver werd toebedeeld. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat we ook maar met drie meespeelden en de anderen ons vermoedelijk hoofdschuddend weg hadden zien stuiven. Het duurde voor ons dan ook drie volle minuten eer wij genoeg adem hadden om Rufin onze bestelling door te geven. We waren bovendien allen stomverbaasd dat een aantal snoodaards van vreemd pluimage in een uitrusting van een lokale koffiebrander, onze plaatsen had ingenomen op het zonneterras. Ze hadden echter snel door dat ze in ondertal waren en toen onze ouderdomsdeken Constant, zijn jongere broertje Louis aan de oren kwam trekken, vond het zootje ongeregeld het tijd om op te krassen. Gelukkig voor Jos en Peter die daardoor hun “trekgat” konden ruilen voor de “zonnebank”. Vooraleer Louis Beeckman vertrok, had hij nog vol ontzag naar het borsttasje van zijn broer staan kijken. Hij zou het nochtans moeten weten dat er bij Constant “niks buiten gaat”. Fernand Costermans zou trouwens een stevige concurrent hebben gehad aan onze Constant.
Tijdens onze debriefing van de rit was het even nodig om bij de president te polsen of de primeur van onze nieuwe uitrusting die hij naar iedereen had gemaild, ook het definitieve ontwerp was. Er werd namelijk opgemerkt dat het misschien de uitrusting zou zijn voor een kinderploeg die binnen de wtc zou worden opgericht. Niets blijkt echter minder waar, want vanaf volgend jaar zal ieder van ons met een avatar op de schouder rondfietsen. Nog een geluk dat hij niet op de buik wordt gedrukt of hij zou bij menig lid met een waterhoofd moeten rondrijden.
Voor diegene die iets langer genoten van de après-bike was er nog een verrassingsoptreden van de Star Sisters voorzien. Drie dames van verdacht allooi kwamen al bekvechtend het terras op met waardin Ingrid als scheidsrechter tussen hen in. Rufin zette zich hoofdschuddend recht en citeerde één van zijn eigen wijsheden : ”Met de woiven niks als last!”, ooit nog gebruikt in het gelijknamige lied van Katastroof. Ingrid kon de krolse kattinnen uiteindelijk tot bedaren brengen en verder dan wat dreigementen, genre : ”Op uw bakkes slaan!”, kwam het dan ook niet.
Hierna konden wij wederom met gerust gemoed in vrede huiswaarts keren.
Tot volgende week!
El Churto
Photo by Hugo L. Casanova on Unsplash